De Belgische overheidsfinanciën zijn er dramatisch aan toe. Volgens de jongste ramingen van het Planbureau liggen al onze overheden samen dit jaar op koers voor een begrotingstekort van 5,4% van het bbp, of 34 miljard euro. Zonder ingrepen loopt dat op tot 6,5% van het bbp tegen 2030, of 41 miljard in euro’s van vandaag. En ook de jaren daarna zal het tekort blijven toenemen, vooral door de hogere uitgaven door de vergrijzing en de oplopende rentelasten op de stijgende overheidsschuld. Zelfs in relatief normale omstandigheden lopen het tekort en de overheidsschuld de komende jaren automatisch verder op. Mochten de omstandigheden dan nog wat tegenvallen, zoals een hogere marktrente of een lagere economische groei, dan zal de ontsporing nog versnellen.
Tegen die achtergrond moet de federale regering de komende twee weken aan de bak om de rekeningen terug een beetje in de juiste richting te krijgen. Volgens het Monitoringcomité kijkt die federale regering dit jaar aan tegen een tekort van 4,2% van het bbp, of 27 miljard euro. Tegen het einde van de legislatuur gaat dat naar 5,5% van het bbp, of 35 miljard in euro’s van vandaag. Om het tekort tegen 2029 te beperken tot 3% van het bbp, de doelstelling van het regeerakkoord, is dus een structurele inspanning van 2,5% van het bbp, of 16 miljard in euro’s van vandaag nodig. Ter vergelijking, die inspanning komt overeen met die van de eerste regering Dehaene in de eerste helft van de jaren 90.
Mocht de federale regering de komende weken slagen in die budgettaire oefening, dan zijn trouwens nog niet alle begrotingsperikelen van de baan. Voor de volgende legislatuur dient zich nog eens een gelijkaardige inspanning aan, voor de begrotingssituatie echt terug onder controle zal zijn.
Met de budgettaire opdracht die op tafel ligt, is ook meteen de discussie opgestart of het begrotingstekort nu te wijten is aan een gebrek aan inkomsten of aan te hoge uitgaven. Daarover wordt nogal wat onzin verspreid. Sinds de laatste keer dat de Belgische begroting in evenwicht was (in 2007), zijn de totale overheidsinkomsten met 1,9% van het bbp toegenomen, of 11 miljard in euro’s van vandaag. De overheidsuitgaven zijn in die periode met 7,1% van het bbp gestegen. In euro’s van vandaag komt dat overeen met 45 miljard aan extra jaarlijkse uitgaven. Die stijging zat vooral in onderwijs, gezondheidszorg en sociale zekerheid. Achter die uitgavenstijging zitten ongetwijfeld valabele redenen, met de vergrijzing van de bevolking op kop, maar de toename was in ons land wel duidelijk sterker dan gemiddeld in Europa (+3,8% van het bbp).
Vandaag hebben we in België de vierde hoogste overheidsuitgaven en de vijfde hoogste overheidsinkomsten van Europa. En volgens de ramingen van het IMF gaan we de komende jaren naar de tweede hoogste overheidsuitgaven onder de industrielanden. De ontsporing van onze overheidsfinanciën ligt wel degelijk aan de uitgavenkant. En mochten we toch het tekort willen dichtrijden met extra inkomsten, dan moeten onze overheidsinkomsten naar de hoogste van Europa (met ruime voorsprong).
De budgettaire opdracht die ligt te wachten, is zo groot dat het niet zal lukken met wat beperkte ingrepen en/of gepruts in de marge. Serieuze (en pijnlijke) ingrepen zijn onvermijdelijk. Hieronder vijf tips voor de begrotingsonderhandelaars:
Die begroting op orde krijgen, moeten we niet doen omdat Europa ons dat vraagt, of omdat bepaalde politieke partijen dat beloofd hadden tijdens de campagne. Maar wel omdat we anders tientallen miljarden kunnen gaan betalen aan rentelasten, dat we bij elke nieuwe economische schok in ernstige problemen dreigen te raken en dat op die manier onze toekomstige welvaart in het gedrang komt.