• FR
  • NL
  • EN

Circulaire 2025/C/29 met commentaar op de ordonnantie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 1 juni 2023 tot aanpassing van de Brusselse fiscale wetgeving aan de wet van 23 maart 2019 tot invoering van het Wetboek van vennootschappen en...

De Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie publiceerde op 15/05/2025 de Circulaire 2025/C/29 met commentaar op de ordonnantie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 1 juni 2023 tot aanpassing van de Brusselse fiscale wetgeving aan de wet van 23 maart 2019 tot invoering van het Wetboek van vennootschappen en...

Circulaire 2025/C/29 met commentaar op de ordonnantie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 1 juni 2023 tot aanpassing van de Brusselse fiscale wetgeving aan de wet van 23 maart 2019 tot invoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen en houdende diverse bepalingen alsook aan de wet van 28 april 2022 houdende boek 5 "Verbintenissen" van het Burgerlijk Wetboek en tot opheffing van artikel 482 van het Wetboek der successierechten

Administratieve commentaren met betrekking tot de ordonnantie van 1 juni 2023 tot aanpassing van de Brusselse fiscale wetgeving aan de wet van 23 maart 2019 tot invoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen en houdende diverse bepalingen alsook aan de wet van 28 april 2022 houdende boek 5 "Verbintenissen" van het Burgerlijk Wetboek en tot opheffing van artikel 48² van het Wetboek der successierechten – Brussels Hoofdstedelijk Gewest – Registratierechten – Successierechten

Inhoudstafel

I. Inleiding

II. Verkrijging door vennoten van onroerende goederen voorkomend van een vennootschap

2.1. Wijziging van de artikelen 129 en 130 W.Reg. (art. 2 en 3 van de ordonnantie)

2.2. Inwerkingtreding

III. Schenking van aandelen in een familiale vennootschap

3.1. Wijziging van artikel 140/1 W.Reg. (art. 4 van de ordonnantie)

3.1.1. Nieuwe eigendomsvoorwaarde

3.1.2. Definitie en terminologische aanpassingen

3.1.3. Inwerkingtreding

3.2. Wijziging van artikel 140/2 W.Reg. (art. 5, § 1 van de ordonnantie)

3.2.1. Nieuwe voorwaarde voor het behoud van het eigen vermogen

3.2.2. Inwerkingtreding

3.3. Wijziging van artikel 140/3 W.Reg. (art. 5, § 2 van de ordonnantie)

3.3.1. Vormvereisten

3.3.2. Inwerkingtreding

IV. Verlaagd tarief voor activa die door de erflater beroepsmatig zijn geïnvesteerd

4.1. Opheffing van artikel 482 W.Succ. (art. 6, 7, 9 en 10 van de ordonnantie)

4.2. Inwerkingtreding

V. Overdracht van aandelen in een familiebedrijf

5.1. Wijziging van artikel 60bis W.Succ. (art. 7 van de ordonnantie)

5.1.1. Nieuwe eigendomsvoorwaarde

5.1.2. Inwerkingtreding

5.2. Wijziging van artikel 60bis/1 W.Succ. (art. 8 van de ordonnantie)

5.2.1. Nieuwe voorwaarde voor het behoud van het eigen vermogen

5.2.2. Inwerkingtreding

I. Inleiding

De ordonnantie van 1 juni 2023 tot aanpassing van de Brusselse fiscale wetgeving aan de wet van 23 maart 2019 tot invoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen en houdende diverse bepalingen alsook aan de wet van 28 april 2022 houdende boek 5 "Verbintenissen" van het Burgerlijk Wetboek en tot opheffing van artikel 48² van het Wetboek der successierechten (hierna "ordonnantie") werd gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 12 juli 2023 en brengt wijzigingen aan in het Wetboek der registratie-, hypotheek en griffierechten zoals van toepassing in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (hierna "W.Reg."), het Wetboek der successierechten zoals van toepassing in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (hierna "W.Succ."), de Brusselse Codex Fiscale Procedure en het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 zoals van toepassing in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Deze circulaire bespreekt de wijzigingen in de materie van de successierechten en de registratierechten.

Naar aanleiding van de wet van 23 maart 2019 tot invoering van het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen (hierna "WVV") en houdende diverse bepalingen, werden de rechtsvormen van vennootschappen grondig gewijzigd. Het doel van de Brusselse wetgever is dan ook om de gewestelijke fiscale bepalingen aan te passen om rekening te houden met de nieuwe federale wetgeving inzake het vennootschapsrecht.

Deze ordonnantie brengt wijzigingen aan in de artikelen 129 en 130 W.Reg. met betrekking tot de verkrijging door vennoten van onroerende goederen van een vennootschap. Het wijzigt ook het gunstregime voor de overdracht van aandelen in een familiale vennootschap (art. 140/1, 140/2, 140/3 W.Reg. en art. 60bis W.Succ.). Ten slotte wordt artikel 482 W.Succ. opgeheven met betrekking tot het verlaagd tarief voor activa die door de erflater beroepsmatig zijn geïnvesteerd.

II. Verkrijging door de vennoten van een onroerend goed van een vennootschap

2.1. Wijziging van de artikelen 129 en 130 W.Reg. (art. 2 en 3 van de ordonnantie)

De artikelen 129 en 130 W.Reg. hebben tot doel de verkrijgingen door één of meer vennoten van een in België gelegen onroerend goed voorkomend van een vennootschap, anders dan door inbreng in een vennootschap, te onderwerpen aan het voor verkopingen gesteld recht. Artikel 129 W.Reg. is van toepassing op "personenvennootschappen" en artikel 130 W.Reg. is van toepassing op "kapitaalvennootschappen".

Deze artikelen worden aangepast om rekening te houden met de wijzigingen aan bepaalde vennootschapsvormen en de afschaffing van landbouwvennootschappen en vennootschappen met sociaal oogmerk.

Het nieuwe WVV heeft het begrip maatschappelijk kapitaal afgeschaft voor alle soorten vennootschappen, met uitzondering van naamloze vennootschappen, Europese vennootschappen en Europese coöperatieve vennootschappen.

Daarom is de coöperatieve vennootschap, die oorspronkelijk bedoeld was in artikel 130 W.Reg., wegens de afschaffing van het kapitaalvereiste verplaatst naar artikel 129 W.Reg.. Voortaan geeft de verkrijging door vennoten van een onroerend goed van een coöperatieve vennootschap niet langer aanleiding tot het heffen van het voor verkopingen gesteld recht als het gaat om:

onroerende goederen welke in de vennootschappen werden ingebracht, wanneer ze verkregen worden door de persoon, die de inbreng gedaan heeft;

onroerende goederen welke door de vennootschap met betaling van het voor de verkopingen bepaald registratierecht verkregen werden, wanneer het vaststaat dat de vennoot die eigenaar van die onroerende goederen wordt deel uitmaakte van de vennootschap toen laatstgenoemde de goederen verkreeg.

2.2. Inwerkingtreding

In principe treden de wijzigingen, die bij de artikelen 2 en 3 van de ordonnantie zijn aangebracht in de artikelen 129 en 130 W.Reg., in werking vanaf de datum van inwerkingtreding van het WVV, d.w.z. op 1 mei 2019, en zijn ze van toepassing op verkrijgingen die vanaf die datum worden gedaan (art. 15, eerste lid van de ordonnantie).

Van dit beginsel wordt afgeweken voor coöperatieve vennootschappen, aangezien de wijzigingen van de artikelen 129 en 130 W.Reg. in werking treden op de dag van de bekendmaking van de ordonnantie in het Belgisch Staatsblad, d.w.z. voor verkrijgingen vanaf 12 juli 2023 (art. 15, tweede lid van de ordonnantie). Dit "om de gevolgen uit het verleden niet te wijzigen en, in voorkomend geval, de vastgestelde belastingheffing naargelang het geval op grond van artikel 129 of 130 , niet te moeten wijzigen"(1).

----------

(1) Ontwerp van ordonnantie tot aanpassing van de Brusselse fiscale wetgeving aan de wet van 23 maart 2019 tot invoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen houdende diverse bepalingen alsook aan de wet van 28 april 2022 houdende boek 5 "Verbintenissen" van het Burgerlijk Wetboek en tot opheffing van artikel 482 van het Wetboek der successierechten, MvT, Parl. St., B.H.Parl., 20222023, nr. A678/1, 10.

----------

Voor vennootschappen die vóór 1 mei 2019 zijn opgericht, met uitzondering van de landbouwvennootschap, treden de wijzigingen aangebracht in artikelen 129 en 130 W.Reg. in werking op 1 januari 2020, d.w.z. op verkrijgingen die vanaf die datum plaatsvinden (art. 16, eerste lid van de ordonnantie). De wijzigingen in de artikelen 129 en 130 W.Reg. zijn van toepassing op verkrijgingen vastgesteld door authentieke akte vanaf de dag van publicatie van de wijziging van de statuten voor vennootschappen, met uitzondering van landbouwvennootschappen die zijn opgericht vóór 1 mei 2019 en die hebben besloten om de bepalingen van het WVV toe te passen vóór 1 januari 2020, overeenkomstig artikel 39, § 1, tweede lid van voormelde wet van 23 maart 2019 (art. 16, tweede lid van de ordonnantie). Zo zijn de nieuwe bepalingen, behalve voor coöperatieve vennootschappen en landbouwvennootschappen (zie hierboven), van toepassing zodra de vennootschapsvorm wordt aangepast aan de nieuwe terminologie opgenomen in het WVV en uiterlijk op 1 januari 2020.

Voor landbouwvennootschappen die vóór 1 mei 2019 zijn opgericht, zijn de wijzigingen van artikel 129 W.Reg. in werking getreden op 1 januari 2024 (art. 16, eerste lid van de ordonnantie). De opheffing van de landbouwvennootschap is dus pas op die datum in werking getreden. Voor landbouwvennootschappen die vóór 1 mei 2019 zijn opgericht en die vóór 1 januari 2024 zijn omgezet overeenkomstig artikel 41, § 4, eerste lid van de voormelde wet van 23 maart 2019, zijn de wijzigingen aangebracht in artikel 129 W.Reg. van toepassing op verkrijgingen die bij authentieke akte zijn vastgelegd vanaf de dag van publicatie van de wijziging van de statuten van de vennootschap (art. 16, tweede lid van de ordonnantie).

III. Schenking van aandelen in een familiale vennootschap

De ordonnantie wijzigt het gunstregime voor de overdracht van aandelen in een familiale vennootschap om deze aan te passen aan de hervorming van het vennootschapsrecht en in het bijzonder aan de invoering van de mogelijkheid om te voorzien in meervoudige stemrechten en de afschaffing van het kapitaal voor bepaalde vennootschapsvormen. Het brengt ook een wijziging aan in de definitie van de term "aandeel" en doet enkele terminologische aanpassingen.

3.1. Wijziging van artikel 140/1 W.Reg. (art. 4 van de ordonnantie)

3.1.1. Nieuwe eigendomsvoorwaarde

Om van de vrijstelling van schenkingsrechten te kunnen genieten, dienden de aandelen vóór de inwerkingtreding van het WVV voor ten minste 50% toe te behoren aan de schenker en zijn familie(2) of minstens 30% indien de aandelen in handen waren van hem en zijn familie samen met één of twee andere aandeelhouders en hun families respectievelijk 70% of 90%. Dit zorgde ervoor dat de schenker reële controle had binnen de familiale vennootschap. Sinds de hervorming van het vennootschapsrecht is het nu mogelijk om meerdere stemmen aan een aandeel te geven. De vereiste om de meerderheid van de aandelen te bezitten maakte het dus niet langer mogelijk om te waarborgen dat de schenker reële controle zou hebben binnen de familiale vennootschap.

----------

(2) Art. 140/1, § 2, 4° W.Reg.:

"4° familie van de schenker of de aandeelhouder als vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 2°:

a. de partner van de schenker of aandeelhouder, waarbij het begrip partner voor de aandeelhouder op een gelijkaardige wijze moet worden geïnterpreteerd als dat het geval is voor de schenker;

b. de verwanten in rechte lijn van de schenker of aandeelhouder, alsook hun partner, waarbij het begrip partner op gelijkaardige wijze moet worden geïnterpreteerd als dat het geval is voor de schenker;

c. de zijverwanten van de schenker of aandeelhouder tot en met de tweede graad en hun partners, waarbij het begrip partner op gelijkaardige wijze moet worden geïnterpreteerd als dat het geval is voor de schenker;

d. de kinderen van broers en zussen van de schenker of aandeelhouder;

----------

De nieuwe eigendomsvoorwaarde beoogt dat de schenker en zijn familie volle eigenaar zijn van aandelen die ten minste 50% van de stemrechten in de vennootschap vertegenwoordigen, of ten minste 30% indien de aandelen worden gehouden door hem en zijn familie samen met één of twee andere aandeelhouders en hun families respectievelijk 70% of 90% van de stemrechten.

Met betrekking tot zogenaamde holdingvennootschappen (vennootschappen die aandelen houden in een andere vennootschap) wordt ook de eigendomsvoorwaarde van ten minste 30% van de aandelen in een directe dochtervennootschap gewijzigd. Om in aanmerking te komen voor het gunstregime die van toepassing is op familiale vennootschappen, moet de holding immers voldoen aan de voorwaarde dat zij aandelen bezit die ten minste 30 % van de stemrechten vertegenwoordigen in een dochtervennootschap die een van de betrokken activiteiten uitoefent en waarvan de feitelijke leiding zich in een van de lidstaten van de Europese Economische Ruimte bevindt (art. 140/1, § 2, 2°, tweede lid W.Reg.). Voor eerder gedane schenkingen is het dus niet noodzakelijk dat de betrokken dochtervennootschap de dochtervennootschap is waarvoor de holdingvennootschap op het moment van de schenking aan de eigendomsvoorwaarde voldeed. Het voordeel van het gunstregime blijft behouden op voorwaarde dat de holding 30% van de stemrechten bezit in een dochtervennootschap die voldoet aan de vereisten van activiteit en vestiging.

3.1.2. Definitie en terminologische aanpassingen

Met de gedeeltelijke schrapping van het begrip kapitaal in het WVV wordt de definitie van het begrip "aandeel" als volgt aangepast: "elk aandeel met stemrecht dat, wanneer de familiale vennootschap een naamloze vennootschap, een Europese vennootschap of een Europese coöperatieve vennootschap is, dan wel een vennootschap met een andere rechtsvorm waarvoor het Belgische of buitenlandse recht dat haar beheerst voorziet in een gelijkaardig begrip met het begrip kapitaal, een deel van het kapitaal vertegenwoordigt" (art. 140/1, § 2, 3°, a., W.Reg.).

Om rekening te houden met de wijziging in de terminologie van de WVV, wordt in de Nederlandse versie het woord "doel" vervangen door het woord "voorwerp" (art. 140/1, § 2, 2°, eerste lid en 140/1, § 3 W.Reg.). Eveneens wordt in de Franse tekst het woord "but" vervangen door het woord "objet" (art. 140/1, § 3 W.Reg.).

3.1.3. Inwerkingtreding

De nieuwe eigendomsvoorwaarde is van toepassing vanaf de inwerkingtreding van het WVV, d.w.z. op 1 mei 2019 en is dus van toepassing op schenkingen die vanaf die datum worden gedaan (art. 15, eerste lid van de ordonnantie).

Voor vennootschappen die vóór 1 mei 2019 zijn opgericht, trad de wijziging van de eigendomsvoorwaarde in werking op 1 januari 2020 (art. 17, eerste lid van de ordonnantie). De nieuwe eigendomsvoorwaarde is echter van toepassing op schenkingen die bij authentieke akte zijn vastgelegd vanaf de dag van publicatie van de wijziging van de statuten voor vennootschappen die hebben beslist om de bepalingen van het WVV toe te passen vóór 1 januari 2020, overeenkomstig artikel 39, § 1, tweede lid van de voormelde wet van 23 maart 2019 (art. 17, tweede lid van de ordonnantie).

Gelet op deze terugwerkende kracht kan in bepaalde uitzonderlijke gevallen een schenking die werd gedaan vóór de publicatie van de ordonnantie van 1 juni 2023, waarvan het attest werd toegekend ten voordele van de vrijstelling omdat de schenker op dat ogenblik voldeed aan de deelnemingsvoorwaarden, met terugwerkende kracht het voordeel van de vrijstelling verliezen omdat zij niet langer zou voldoen aan de nieuwe deelnemingsvoorwaarden wat het percentage van de stemrechten betreft vertegenwoordigd door de genoemde aandelen. Dit was niet de bedoeling van de Brusselse wetgever en in dit geval zal de administratie niet terugkomen op de reeds toegepaste vrijstelling.

3.2. Wijziging van artikel 140/2 W.Reg. (art. 5, § 1 van de ordonnantie)

3.2.1. Nieuwe voorwaarde voor het behoud van het eigen vermogen

Vóór de inwerkingtreding van het WVV mocht het kapitaal van de vennootschap, om van de vrijstelling van het schenkingsrecht te genieten, gedurende drie jaar vanaf de datum van de authentieke akte van schenking niet dalen door uitkeringen of terugbetalingen.

Door de gedeeltelijke schrapping van het begrip kapitaal in het WVV blijft deze voorwaarde van toepassing voor naamloze vennootschappen, Europese vennootschappen en Europese coöperatieve vennootschappen en voor "een vennootschap met een andere rechtsvorm waarvoor het Belgische of buitenlandse recht dat haar beheerst voorziet in een gelijkaardig begrip" (art. 140/2, § 2, 3°, a., W.Reg.).

Anderzijds is het voor vennootschappen waarvoor het Belgisch of buitenlands recht niet voorziet in het begrip kapitaal of een gelijkaardig begrip, vereist dat "het eigen vermogen gedurende drie jaar vanaf de datum van de authentieke akte van schenking niet daalt door uitkeringen of terugbetalingen tot onder het bedrag van de tot op de datum van de authentieke akte van schenking verrichten inbrengen, zoals blijkt uit de jaarrekeningen" (art. 140/2, § 2, 3°, b., W.Reg.).

Het totale eigen vermogen kan dus niet dalen tot onder een bedrag dat lager is dan het bedrag van de inbreng op het moment van de akte van schenking.

Hoewel deze vereiste bedoeld is om de voortzetting van de activiteit van de familiale vennootschap te waarborgen, is ze soepeler dan de voorwaarde van het behoud van het eigen vermogen die is voorzien voor kapitaalvennootschappen.

Niet alleen is het begrip "eigen vermogen" ruimer dan het begrip "kapitaal", maar is het ook de bedoeling om aan de hand van de jaarrekening te bepalen of het eigen vermogen door uitkeringen of terugbetalingen is gedaald tot onder het bedrag van de inbreng. Voor vennootschappen zonder kapitaal volstaat het dat het eigen vermogen niet lager is dan het bedrag van de inbreng, maar dat de inbreng zelf kan worden toegerekend. Voor kapitaalvennootschappen (de naamloze vennootschap, de Europese vennootschap en de Europese coöperatieve vennootschap) is het altijd noodzakelijk om het kapitaal zelf te behouden.

3.2.2. Inwerkingtreding

De wijziging van de voorwaarde voor het behoud van het eigen vermogen is van toepassing vanaf de inwerkingtreding van het WVV, d.w.z. op 1 mei 2019, voor vennootschappen opgericht op of na die datum (artikel 15, eerste lid van de ordonnantie), of vanaf de effectieve toepassing van de bepalingen van het WVV op vennootschappen opgericht vóór de inwerkingtreding ervan, d.w.z. 1 januari 2020 of vanaf de dag van publicatie van de wijziging van de statuten van het WVV vóór 1 januari 2020. De voorwaarde van het behoud van het eigen vermogen geldt dus niet alleen voor schenkingen die vanaf die datum worden gedaan, maar ook voor eerder gedane schenkingen waarvoor de termijn van 3 jaar waarin het eigen vermogen niet mag dalen (jaarlijkse beoordeling) niet is verstreken (art. 17, eerste en tweede lid van de ordonnantie).

3.3. Wijziging van artikel 140/3 W.Reg. (art. 5, § 2 van de ordonnantie)

3.3.1. Vormvereisten

Door de invoering van de mogelijkheid om te voorzien in meervoudige stemrechten en de wijziging van de eigendomsvoorwaarde worden ook de formele vereisten aangepast. Voortaan is het immers noodzakelijk om “het aantal aandelen en stemrechten en de precieze aard van alle aandelen van de familiale vennootschap met enerzijds de vermelding van het aantal aandelen en stemrechten dat in het bezit was van de schenker en van andere bij de naam te noemen medeaandeelhouders, en anderzijds, de aard van het zakelijk recht dat de schenker en andere bij naam te noemen personen bezitten" (art. 140/3, eerste lid, 2°, b., 2. W.Reg.).

3.3.2. Inwerkingtreding

Bij gebrek aan andersluidende afwijking is de wijziging van de vormvereisten in werking getreden op de 10e dag na de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad, d.w.z. op 22 juli 2023(3).

----------

(3) Ontwerp van ordonnantie tot aanpassing van de Brusselse fiscale wetgeving aan de wet van 23 maart 2019 tot invoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen houdende diverse bepalingen alsook aan de wet van 28 april 2022 houdende boek 5 "Verbintenissen" van het Burgerlijk Wetboek en tot opheffing van artikel 482 van het Wetboek der successierechten, MvT, Parl. St., B.H.Parl., 20222023, nr. A678/1, 910

----------

IV. Verlaagd tarief voor activa die door de erflater beroepsmatig zijn geïnvesteerd

4.1. Opheffing van artikel 482 W.Succ. (art. 6, 7, 1°, a), 9 en 10 van de ordonnantie)

Artikel 482 W.Succ. voorziet in een verlaagd tarief in geval van overdracht van kleine en middelgrote ondernemingen. Volgens dit artikel is bepaald dat indien het erfdeel verkregen door de partner of door een erfgenaam in rechte lijn meer dan 250.000 euro bedraagt en geheel of gedeeltelijk bestaat uit activa die door de erflater of door zijn partner beroepsmatig zijn geïnvesteerd in een nijverheids-, handels-, ambachts- of landbouwbedrijf, dat door hen of door hen samen met een of meer van hun afstammelingen persoonlijk wordt geëxploiteerd, die activa, in de mate dat het erfdeel daardoor boven 250.000 euro uitstijgt, wordt belast met 22% tussen 250.000 euro en 500.000 euro en met 25% boven de 500.000 euro. Deze bepaling is slechts toepasselijk mits de exploitatie daadwerkelijk wordt voortgezet door de erfopvolgers van de erflater of door sommigen van hen.

Dit verlaagde tarief, dat minder gunstig is, werd in de praktijk vervangen door het gunstregime vervat in de artikelen 60bis tot en met 60bis/3 W.Succ. en wordt vandaag niet meer toegepast.

Zo is artikel 482 W.Succ. nu opgeheven door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Bovendien wordt elke verwijzing naar artikel 482 W.Succ. ook geschrapt in de artikelen 60bis, 60bis/2, 60bis/3 en 66ter W.Succ. Het Waals Gewest (Waals decreet van 15 december 2005 houdende verschillende wijzigingen in het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten en in het Wetboek der successierechten) en het Vlaams Gewest (Vlaams decreet van 23 december 2011 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting) hadden deze opheffing reeds doorgevoerd.

4.2. Inwerkingtreding

De opheffing van artikel 482 W.Succ. is in werking getreden op de 10e dag na de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad, d.w.z. op 22 juli 2023. Artikel 482 is niet langer van toepassing op nalatenschappen die vanaf die datum zijn opengevallen.

V. Overdracht van aandelen in een familiale vennootschap

De wijziging van de artikelen 60bis en 60bis/1 W.Succ. volgt dezelfde principes en voorwaarden die zijn vastgelegd met betrekking tot de vrijstelling van het schenkingsrecht in geval van een schenking van aandelen in een familiale vennootschap (zie supra, III).

5.1. Wijziging van artikel 60bis W.Succ. (art. 7 van de ordonnantie)

5.1.1. Nieuwe eigendomsvoorwaarde

Sinds de hervorming van het vennootschapsrecht is het nu mogelijk om meerdere stemmen aan een aandeel te geven. De vereiste om de meerderheid van de aandelen te bezitten zorgt er dus niet langer voor dat de erflater en zijn of haar familie reële controle hebben binnen de familiale vennootschap.

De nieuwe eigendomsvoorwaarde is bedoeld om ervoor te zorgen dat de erflater en zijn familie op het moment van overlijden volle eigenaar zijn van aandelen die ten minste 50% van de stemrechten in de vennootschap vertegenwoordigen of ten minste 30% indien de aandelen worden gehouden door hem of zijn familie samen met een of twee andere aandeelhouders en hun families respectievelijk tot 70% of 90% van de stemrechten.

Wat de zogenaamde holdingvennootschappen betreft, is hetgeen vermeld wordt in punt 3.1.1 mutatis mutandis van toepassing.

Met de gedeeltelijke schrapping van het begrip kapitaal in het WVV wordt de definitie van het begrip "aandeel" ook aangepast aan artikel 60bis W.Succ. (zie supra, 3.1.2.)

5.1.2. Inwerkingtreding

De nieuwe deelnemingsvoorwaarde is van toepassing vanaf de inwerkingtreding van het WVV, d.w.z. op 1 mei 2019 en is dus van toepassing op nalatenschappen die vanaf die datum openvallen (art. 15, eerste lid van de ordonnantie).

Voor vennootschappen die vóór 1 mei 2019 zijn opgericht, trad de wijziging van de deelnemingsvoorwaarde in werking op 1 januari 2020 (art. 17 eerste lid van de ordonnantie). De nieuwe deelnemingsvoorwaarde is echter van toepassing op nalatenschappen die zijn opengevallen vanaf de dag van publicatie van de wijziging van de statuten voor vennootschappen die hebben beslist om de bepalingen van het WVV toe te passen vóór 1 januari 2020, overeenkomstig artikel 39, § 1, tweede lid van de voormelde wet van 23 maart 2019 (art. 17, derde lid van de ordonnantie).

Gelet op deze terugwerkende kracht zouden de erfgenamen van een nalatenschap die vóór de bekendmaking van de ordonnantie van 1 juni 2023 was opengevallen en die een attest voor de toepassing van het verlaagd tarief zouden hebben verkregen omdat de erflater op dat ogenblik aan de deelnemingsvoorwaarden voldeed, in sommige gevallen het voordeel van de vrijstelling verliezen omdat de erflater niet meer zou voldoen aan de nieuwe deelnemingsvoorwaarden wat het percentage van de stemrechten betreft vertegenwoordigd door de genoemde aandelen. Zoals hierboven vermeld (zie III. 3.1.3., supra.), was dit niet de bedoeling van de Brusselse wetgever en in dit geval zal de administratie niet terugkomen op de reeds toegepaste vrijstelling.

5.2. Wijziging van artikel 60bis/1 W.Succ. (art. 8 van de ordonnantie)

Wat in punt 3.2.1 supra werd toegelicht met betrekking tot de vrijstelling van de schenkingsrechten bij een schenking van aandelen in een familiale vennootschap, geldt mutatis mutandis voor het verlaagde tarief van de schenkingsrechten voor de overdracht van aandelen in een familiale vennootschap.

5.2.1. Nieuwe voorwaarde voor het behoud van het eigen vermogen

Vóór de inwerkingtreding van het WVV kon het kapitaal van de vennootschap, om te genieten van het verlaagd tarief van de successierechten, niet dalen door uitkeringen of terugbetalingen gedurende drie jaar vanaf de datum van het overlijden van de erflater.

Met de gedeeltelijke schrapping van het begrip kapitaal in het WVV blijft deze voorwaarde van toepassing op naamloze vennootschappen, Europese vennootschappen en Europese coöperatieve vennootschappen (art. 60bis/1, § 2, 3°, a) W.Succ.).

Anderzijds is het voor vennootschappen, waarvoor het Belgisch of buitenlands recht niet voorziet in het begrip kapitaal of een gelijkaardig begrip, vereist dat het totale eigen vermogen niet daalt tot onder een bedrag dat lager is dan het bedrag van de inbreng op de datum van het overlijden van de erflater, zoals blijkt uit de jaarrekening (art. 60bis/1, § 2, 3°, b), W.Succ.).

5.2.2. Inwerkingtreding

De wijziging van de voorwaarde voor het behoud van het eigen vermogen is van toepassing vanaf de inwerkingtreding van het WVV, d.w.z. op 1 mei 2019, voor vennootschappen opgericht op of na die datum (artikel 15, eerste lid van de ordonnantie), of vanaf de effectieve toepassing van de bepalingen van het WVV op vennootschappen opgericht vóór de inwerkingtreding ervan, d.w.z. op 1 januari 2020 of vanaf de dag van publicatie van de wijziging van de statuten van het WVV vóór 1 januari 2020. De voorwaarde voor het behoud van het eigen vermogen geldt dus niet alleen voor nalatenschappen die op of na die datum zijn opengevallen, maar ook voor eerder opengevallen nalatenschappen waarvoor de termijn van 3 jaar waarin het eigen vermogen niet mag dalen (jaarlijkse beoordeling) niet is verstreken (art. 17, eerste en derde lid van de ordonnantie).


Mots clés

Articles recommandés

Start-up of overname: wat is de beste keuze?

Circulaire 2025/C/28 over de grensbedragen inzake aanvullende pensioenen

Rechtspraak: elke ontslaghandeling vereist een bewezen motivering – twee verzoeken tot motivering vragen twee afzonderlijke antwoorden